Monumentale kerkreuzen verschenen in Brabantse dorpen en kleine stadjes

Het is geen toeval dat er in de Volle en Late Middeleeuwen zoveel kerken verrezen in Nederland en in het bijzonder Brabant.

De Lage Landen ontwikkelden zich in de Late Middeleeuwen tot een regio met een centrale positie in Europa. Economisch en cultureel groeiden zij aan het einde van de Middeleeuwen uit tot een even belangrijk gebied als het dan toe dominerende Noord-Italie. De Nederlanden bekleedden vanaf de Late Middeleeuwen een centrale plaats in een complex Europees economisch systeem. De kerngewesten Holland en Brabant namen binnen dit systeem als knooppunten op hun beurt weer een sleutelpositie in. Dat Noord-Brabant zo rijk is aan zoveel zware torens, in plaats van de kleinere romaanse vormen zoals in andere Nederlandse gewesten, heeft dan ook alles te maken met de economisch sterke positie die deze regio verwierf. In de kleinste Brabantse gehuchten verrezen kerken waar grote dorpen elders alleen met jaloezie naar konden kijken; in Brabantse dorpen en kleine stadjes verschenen zelfs monumentale kerkreuzen, die vanwege hun majestueuze karakter ook tegenwoordig nog verbazing en verwondering opwekken.

Herkenningspunten in het landschap

De kerken die destijds werden gebouwd zijn, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin, de uitdrukkingen van een opgekomen zelfbewuste regio, een naar zelferkenning strevende regio, op zoek naar herkenningspunten in het (ideële) landschap. De kerken zijn de uitdrukkingen van een relatief welvarende regio die de middelen had om ze te bouwen, en zich kosten noch moeite bespaarde om ze te bouwen. De kerken waren overigens meer dan alleen een statussymbool en de uitdrukking van een nieuw opgekomen territoriaal bewustzijn, ze waren tevens hét symbool van een nieuwe gemeenschapsvorm. De kerken waren een manifestatie van een geëmancipeerde dorpsbevolking die niet langer was gebonden aan de grond van de heer (horigen), maar in relatieve vrijheid en welvaart leefde. De kerken hebben dan ook alles te maken met het ontstaan van dorpen, daar waar de Prehistorie en de Vroege Middeleeuwen alleen nog verspreide bewoning kenden, of grote domeinen in het bezit van een grondeigenaar.