Verplaatsing van kernen in hun omgeving
Het verschijnsel van eenzame kerktorens houdt verband met een transformatieproces van het cultuurlandschap waarbij de bewoning van de hoge dekzandruggen verdwijnt en zich verplaatst naar elders.
Deze transitie voltrekt zich in de periode van de late twaalfde eeuw tot in de vroege veertiende eeuw, met een duidelijk hoogtepunt in het tweede kwart van de dertiende eeuw. ‘De uiteindelijke breuk met de dekzandruggen komt echter niet uit het niets, maar vormt een climax in een proces van geleidelijke verplaatsing van toppen naar de flanken en beekdalranden. In dit proces bleven kerken en kerktorens vrijstaand en eenzaam in het platteland achter. Daarna is de bewoning met de transitie verplaatst.’ Gelet op het geleidelijke karakter van het proces wordt duidelijk waarom de kerken nog zo lang in gebruik zijn gebleven. Daarbij speelt ook het feit dat de kerken gewijde objecten waren een rol. De betekenis van het mentale aspect komt echter in de volgende paragraaf aan bod.

Diverse oorzaken vereenzamen torens
Behalve historisch-ruimtelijk oorzaken voor het verschijnsel van eenzame kerktorens, die elders zijn benoemd, waren er nog verschillende andere oorzaken dat een toren kon vereenzamen. Na de Tachtigjarige Oorlog werden Brabanders uit hun kerken gebannen en kwamen zij terecht in schuurkerken. Na 1674 ontstond aan de rand van elk dorp een schuurkerk. Door het geringe aantal protestanten verviel de oude kerk, of geraakte zij naar verloop van tijd in onbruik. Bij de restitutie na 1798 werd de middeleeuwse kerk toegewezen aan het kerkgenootschap met het grootste aantal leden, doorgaans de katholieken. De nieuwe katholieke kerk werd soms gebouwd ter plekke van de oude schuurkerk aan de dorpsrand, waaromheen zich dan een nieuw dorpscentrum kon ontwikkelen. De oude kerktorens bleven vaak staan omdat ze vrijwel altijd eigendom waren van de gemeentelijke overheid die verantwoordelijk was voor de luidklokken in de toren.

Bouwhistoricus H. Strijbos zoekt de oorzaak van het fenomeen van de eenzame kerktorens in de scheiding van kerk en staat, die vooral sinds de Franse tijd gestalte heeft gekregen. In de Middeleeuwen functioneerden de kerktorens met hun klokken als boodschappers, niet alleen om kerkdiensten aan te kondigen, maar ook om op te roepen voor het afdragen van de tienden, de belasting, het bewaren van de belangrijkste dorpspapieren et cetera. ‘Toen de kerk aan een van de kerkgenootschappen werd toegekend toen in de Franse tijd de vrijheid van godsdienst werd hersteld, bleef de toren daarom eigendom van het gemeentebestuur. Wilde men de parochiekerk slopen en door een nieuwe vervangen, dan was het zeker niet vanzelfsprekend dat ook de toren werd gesloopt.’
Volgens Hans Renes zijn deze kerktorens zo fascinerend omdat het niet alleen om de plekken gaat, maar vooral om de interessante processen die daar achter zitten.
‘Er zijn interessante vergelijkingen te trekken met enkele andere gebieden in Europa. In East Anglia bestaan ook eenzame kerktorens, die ook daar de vroegmiddeleeuwse nederzettingen markeren. Voorbeelden van vergelijkbare gevolgen van de rivaliteit tussen een protestantse overheid en een katholieke bevolking bestaan ook in Ierland’, met vermoedelijk vergelijkbare gevolgen voor het nederzettingspatroon. Wat volgens Renes tevens interessant is te vermelden is de oude theorie van Kakebeeke, die er een gezamenlijke onderneming van de verschillende gehuchten in zag. Hoewel onjuist, heeft deze theorie lange tijd het beeld beheerst. Het lijkt erop dat het in veel gevallen oorspronkelijk gaat om eigenkerken, waarmee ze een blik geven op de ligging van vroegmiddeleeuwse domeinen.