De middeleeuwse Nicolaaskerk in Valkenswaard
Een verdwenen kerk op een monumentale begraafplaats

Kempisch gotische kerk
Op de Oude Begraafplaats is door middel van bestrating de plattegrond weergegeven van de middeleeuwse Nicolaaskerk welke werd gebouwd na 1497 in de stijl van de Kempische gotiek. In 1500 werd de kerk ingewijd, maar het valt te betwijfelen of de toren toen ook al gereed was. In die tijd was het namelijk gebruikelijk om de bouwdelen na elkaar op te trekken, te beginnen bij het koor, vervolgens het schip en de toren als laatste. Een kerk werd niet alleen gebouwd met een religieus motief, maar als enige stenen gebouw ook als toevluchtsoord met de torenklok als ‘alarmsirene’ en de toren als bewaarplaats van de ‘comme’: een kist met daarin het dorpsarchief. En verder was de kerk ook een statussymbool en een ontmoetingsplek.
Zie voor meer info: opdenrosheuvel.nl
De Nicolaaskerk
Straalsgewijs moeten de oude verbindingen hebben gelopen van de kerk naar de gehuchten. De kerk is voor zover bekend twee maal in beeld gebracht. In 1738 maakte J. de Beyer, een in die tijd bekend illustrator, een tekening van de kerk. (zie hierboven) De kerk stond zoals dat algemeen gebruikelijk was ‘georiënteerd‘: de langsas was oost-west gericht met de toren op het westen en het koor op het oosten. Het was een eenvoudige één-beukige dorpskerk met een totale lengte van ca. 39m. Het schip telde vijf traveeën en werd aan de oostzijde afgesloten met een koor dat uit twee traveeën bestond en dat was voorzien van een driezijdige koorsluiting. Naar alle waarschijnlijkheid had het schip geen stenen overwelving maar een houten kap met een houten tongewelf. Het koor kan ook op die wijze zijn overdekt, maar hier zou ook een gemetseld gewelf toegepast kunnen zijn.
Aan de westzijde bevond zich een uit vier geledingen opgebouwde toren die werd bekroond door een betrekkelijk lage, geknikte spits volgens het model dat zo karakteristiek is voor de kempische gotiek.
Aan de zuid-oostzijde werd hij geflankeerd door een over de onderste drie geledingen doorlopende traptoren.

Het kerkhof
Het gebouw is waarschijnlijk in twee fasen gebouwd, eerst het koor en het schip en daarna pas de toren. Deze werkwijze is niet alleen gebruikelijk in die tijd, maar bovendien bleek dat uit de analyse van de maatvoering die in 2002 nodig was om tot reconstructie van de plattegrond te komen. In deze stelling worden we nog gesterkt door de tekening van Verhees die de meest westelijke steunbeer van het schip nadrukkelijk naast de traptoren laat zien. We moeten er zodoende rekening mee houden dat de toren pas na 1500 is gerealiseerd. Van 1497 tot 1502 was Anthonius Sbruynincx de eerste bedienaar van de nieuwe kerk.
Zoals overal gebruikelijk werd niet alleen rond de kerk, maar ook in het gebouw zelf begraven. Omdat het begraafrecht in de kerk veel hoger was dan buiten op het kerkhof waren het de meer welgestelden die in de kerk hun laatste rustplaats vonden. Verder was er dan nog het verschil tussen het schip van de kerk en het koor. Op 10 februari 1779 vond, voor zover bekend, de laatste bijzetting plaats in de kerk: “1-10-0 De heer Stellie luijtenant ter dienste deser lande“.
Na de Vrede van Munster die in 1648 een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog werden alle kerkelijke bezittingen verbeurd verklaard. De kerk werd toegewezen aan de Nederduitsch Gereformeerde Kerk die tot bevoorrechte staatsgodsdienst werd verklaard.