De Koepelkerk van Lierop

Kerk van de Heilige Naam Jezus

De middeleeuwse Kerk

De oude parochiekerk van Lierop was gewijd aan Sint Salvator. Het was geen zelfstandige parochiekerk, maar is in de Middeleeuwen afhankelijk van de kerk van Asten. Vermoedelijk is Lierop een nederzetting die vanuit het naburige Asten is gesticht. De rang van de kerk van Asten was die van “hele kerk” (ecclesia Integra), hetgeen betekent dat zij aan de bisschop meer belasting moest betalen dan “halve” en “kwart”-kerken. Het betekent waarschijnlijk ook, dat de kerk van Asten een van de oudste kerken van de streek is. Een argument extra om de ouderdom van de parochie en het domein Asten-Lierop tot de vroege middeleeuwen terug te voeren. Asten was hiervan wellicht de oudste en belangrijkste plaats. Hier stond de hoofdkerk. Lierop is een dochternederzetting en verbergt in zijn naam dan ook het woord “dorp”. Al vroeg kende Lierop zijn eigen ontwikkeling. Het kreeg al voor 1155 een bidplaats. De patroon van deze kerk, Sint-Salvator, wijst mogelijk op een grote ouderdom. Zeker met de vestiging van een exploitatiecentrum van norbertijnen op een allodium in 1155 won Lierop aan belang. Het was een eerste stap op weg naar een onafhankelijke positie. Lierop vormde misschien al vanaf de goederenruil tussen de abdij van Floreffe en de erfgenamen van de heer van Asten in 1282 geen eenheid meer met de heerlijkheid Asten. De erfgenamen stonden immers “alle recht dat zij hadden

ten westen van de Aa in Lierop en Hersel af aan de norbertijnen, dus vermoedelijk ook hun heerlijke rechten. Mogelijk stond Lierop als bezit van de abdij van Floreffe sindsdien onder rechtstreeks heerlijk gezag van de hertog van Brabant. Asten was in de veertiende eeuw een aparte heerlijkheid onder de heren van Cuijk. De “Heren van Lierop” komen we voor de zestiende eeuw niet tegen. Een zekere afscheiding van de kerk van Asten kwam pas in 1569 tot stand. Vanaf dat moment had Lierop een eigen pastoor en was het niet alleen wereldlijk maar in grote mate ook kerkelijk zelfstandig.

 

In de negentiende eeuw ligt de kerk te midden van de akkers in een gehucht van enkele boerderijen. De kerk stamt vermoedelijk al uit de twaalfde eeuw. In 1898 wordt de kerk gesloopt en wordt deze in 1892 vervangen door de nieuwe Koepelkerk, nog geen honderd meter verder naar het zuidwesten. De directe omgeving van de kerk is in de twintigste eeuw onder de bebouwing verdwenen. Rekening dient ermee te worden gehouden dat onder de bebouwde kom ook nog sporen van een eerdere middeleeuwse nederzetting aanwezig zijn. Er zullen ook nog funderingen van de kerk en begravingen bewaard zijn gebleven.

Reformatie

Tijdens de reformatie was het voor Katholieken verboden in het openbaar erediensten te houden. De kerk van Lierop werd in deze tijd toegeëigend door de Reformatie. In 1664 hadden de mensen uit Lierop de beschikking over een schuurkerk.

 Na de tachtigjarige oorlog maakte deze streek deel uit van Staats-Brabant. Het werd een wingewest van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het werd de katholieken verboden om in het openbaar godsdienstoefeningen te houden. De kerk werd toegeëigend door de Reformatie. In 1650 werd in de Gereformeerde Gemeente van Someren en Lierop een predikant benoemd. Vanaf 1649 gingen de minderbroeders te Weert ertoe over de inwoners van Someren, Lierop, Asten, Mierlo en andere dorpen uit de omgeving voor diensten bijeen te roepen op Bolderdijck. In 1651 liet Magdalena van Egmond als vrouwe van de heerlijkheid Weert voor hen een eenvoudige kerk bouwen op de weg van Someren naar Weert.

 In 1664 namen de katholieken op het Achterbroek (huidige Kerkenhuis) een schuurkerk in gebruik. In 1761 gaven de Staten-Generaal toestemming tot vernieuwing en verbetering van die schuurkerk. In 1798 werd de kerk te Lierop ‘genaast’ t.b.v. de katholieken. Pas in 1821, na verbouwing, betrokken de katholieken hun oude kerk weer. In 1898 werd deze kerk gesloopt, nadat in 1892 de huidige koepelkerk gereed was gekomen.

Deze Koepelkerk in Neo-Romaanse stijl, is de laatste door architect Carl Weber gebouwde kerk. Carl Weber, die de bouw van meerdere kerken op zijn naam heeft, maakte bij de realisatie van deze kerk gebruik van al zijn eerder opgedane ervaringen en kennis. De achthoekige vieringruimte van de kerk wordt geflankeerd door vier torens. De kerk is sinds 1976 rijksmonument.

Een tekening van J. de Beijer, gemaakt van de kerk van Lierop in het jaar 1739. Een oude muur is het enige dat er van over is gebleven.
Foto: R22Piloot, CC-BY-SA 4.0

Bouwhistorie

De Heilige Naam Jezuskerk is in 1892 gebouwd naar een ontwerp van de in Roermond wonende Duitse architect Carl Weber. De kerk heeft vier torens en een forse, achthoekige koepeltoren boven de viering. De twee torens aan de noordkant zijn 40 meter hoog en de twee torens aan de zuidkant 32 meter. De twee zuidelijke torens waren oorspronkelijk hoger dan de twee noordelijke. Het interieur wordt gedekt door een rond gewelf en daarna een koepelgewelf.Het koepelgewelf heeft een hoogte van 42,4 meter. Vooraan in de kerk staat een maquette. De kerk bezit ook nog kruiswegstaties, een hardstenen doopvont met koperen deksel en beukenhouten banken.

De kerk is het hoogtepunt van Carl Webers tweede periode. De kerk staat op de rijksmonumentenlijst, de pastorie op de gemeentelijke monumentenlijst. De kerk heeft een kerkorgel met een belangrijk deel pijpwerk van B.P. van Hirtum uit Hilverenbeek en werd vervaardigd in 1856. Orgelbouwer Verschueren uit Heythuysen N.L. restaureerde en verplaatste het instrument in de jaren rond 1970.