Het Boterkerkje van Oirschot

In de schaduw van de Sint-Petruskerk

Oudste kerkje van de Kempen

Er bestaat een grote verscheidenheid aan namen voor de oudste kerk van Oirschot: Boterkerk, Mariakerk, Mariakapel, Onze Lieve Vrouwe Kerk, Nederlands-hervormde Kerk. Het begrip kapel verwijst naar de periode dat het kerkje na de bouw van de veel grotere Sint-Petruskerk in diens schaduw kwam te staan. 

Je staat hier oog in oog met een van onze oudste kerkjes want het werd als Mariakapel gebouwd tussen 1100 en 1125 in Romaanse stijl. Bij restauraties in de zestiger jaren zijn hier interessante ontdekkingen gedaan o.a. uit een uit het begin der 13de eeuw daterende dakconstructie, welke voor Nederland uniek mag heten. Vermoedelijk heeft het kerkje oorspronkelijk als Oirschots parochiekerk gediend en bedroeg de lengte plm. 30 meter tegen de 19 meter van nu. In de linker zijmuur bevindt zich aan de buitenkant een merkwaardige steen, welke een draak met het St. Andrieskruis voorstelt: symbool van strijd of “het recht van de sterkste”. Als tegenhanger daarvan droeg eens de rechter zijmuur een steen met het Lam Gods en een gewoon kruis: het rechtsteken van de vrede.

 

Historische ontwikkeling

Het Romaanse zaalkerkje van tufsteen dateert uit het begin van de 12e eeuw. De leeftijd van de stenen kerk komt daarmee op bijna negenhonderd jaar. Het schip van de kerk is gebouwd in de Romaanse bouwstijl. Het Romaanse koor is later vervangen door een koor gebouwd in gotische stijl (meer puntige vormen, spitsbogen, hogere ramen, meer versiering). De lokale historicus van Oirschot J. Lijten stelt de bouw van het gotische koor op ‘vermoedelijk rond 1200’, de beginperiode van de Gotiek. Ook deze romaanse kerk heeft nog als kapittelkerk gefunctioneerd. Ongetwijfeld is het Oirschotse kapittel de opdrachtgever geweest voor de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Een kapittel is een college van elf geestelijken, kanunniken genoemd, dat valt onder het bisdom Luik.

Algemeen wordt er vanuit gegaan dat de Mariakerk houten voorgangers heeft gehad, met wanden van vlechtwerk, besmeerd met leem. Echt harde aanwijzingen voor een oudere kerk zijn er echter niet. Bij de restauratie in het begin van de jaren zestig van de 20e eeuw is in en rondom de kerk een opgraving verricht. Daarbij is er geen oudere kerk aan het licht gekomen, tenzij het romaanse koor, waarvan de fundamenten bij de opgraving aan het daglicht kwamen, de oudere kerk is geweest. Aan de oostzijde van het huidige kerkje zijn de gevonden funderingen van dit koor in de bestrating aangegeven. Bij de opgraving kwamen ook de fundamenten van de rest van de gotische aanbouw tevoorschijn, waar het hierboven genoemde travee een deel van was. Ook deze funderingen zijn in de bestrating aangegeven.

Het is tamelijk uniek dat er in Oirschot twee kerken uit verschillende stijlperioden naast elkaar bestaan. De Mariakerk kon overleven door de omstandigheid dat uitbreiding van de kerk aan het toenmalige Vrijthof niet meer mogelijk was. Door de bouw van de nieuwe, veel grotere parochie- en kapittelkerk raakte de Mariakerk op het tweede plan, maar toch niet in onbruik. De romaanse Onze-Lieve-Vrouwekerk is bij de bouw van de gotische kapittelkerk van Sint-Pieter gehandhaafd en zelfs nog uitgebreid. Het dieptepunt is de periode na 1648, toen de kerk als boterwaag, klokkengieterij en opslagplaats voor hout werd gebruikt. De protestanten konden toen beschikken over de grote Petruskerk terwijl de rooms-katholieken zich in schuilkerken moesten behelpen. Aan die situatie kwam in 1799 een eind. In dat jaar werd de Sint-Petruskerk weer rooms-katholiek bezit en werd de Mariakapel aan de hervormden toegewezen. Vanaf 2019 is de kerk in beheer bij Stichting het Boterkerkje en niet meer in gebruik als kerk.

Bouwhistorie

Tegenwoordig vertoont de kerk duidelijk twee bouwperioden. Allereerst is er het schip, een romaans kerkje van tufsteen, met kleine raampjes die met een rondboogje zijn afgedekt, zoals in die tijd gebruikelijk was. Aan de noordzijde bevindt zich een aan de binnenzijde een dichtgemetselde toegang. In de zuidgevel is de replica van een gevelsteen van tuf ingemetseld, die bij de restauratie is aangetroffen. Op de steen is een diagonaalkruis ingehakt met links daarnaast een draak. Hendrik Verhees tekende deze steen bij het aanzicht van de kerk vergroot, met daarnaast een tweede steen die aan de zuidzijde zou zijn voorgekomen. Verhees heeft de stenen abusievelijk onderling verwisseld, zodat de steen met het diagonaalkruis en de draak niet aan de zuidzijde voorkwam, maar aan de noordzijde, en de andere steen aan de zuidzijde. Hierdoor is bij de restauratie de gevonden steen op onjuiste wijze in de zuidgevel gemetseld. De andere steen, die in de jaren vijftig nog aanwezig moet zijn geweest, is tijdens de restauratie verdwenen. Deze stenen waren niet slechts ter verfraaiing aangebracht, ze hadden een belangrijke symbolische waarde.

Op de plaats van het romaanse koor zien we nu een gotische travee, smaller dan het romaanse schip en met steunberen. Het gotische gedeelte, dat als koor moet hebben gediend, heeft bestaan uit drie traveeën en had een driezijdige sluiting. De westgevel vertoont een typisch romaans motief, dat echter veelvuldig in de laatmiddeleeuwse Kempen is herhaald. Saillant detail van de Mariakerk is de kapconstructie. In het standaardwerk ‘Houten kappen in Nederland 1000-1940’, waarin een overzicht wordt gegeven van de oudste en belangrijkste kapconstructies in ons land, wordt Oirschot tot de eerste tien geschaard. De auteur dateert de houten kap op eind dertiende eeuw.

De inventaris omvat een preekstoel uit omstreeks 1650, met kussenpanelen en getorste Ionische hoekzuilen, en verder een doopbekkenhouder en een lessenaar. De laatste is in 1756 gegoten door Claude Demeny en draagt het wapen van Nassau-Dietz. Het orgel werd in 1751 gebouwd door Ludovicus de Backer.

De Mariakerk is ruim twee eeuwen in protestants bezit geweest en heette officieel de Nederlands Hervormde Kerk. Het interieur wordt gekenmerkt door een open kapconstructie, rust en degelijkheid, geen overvloed aan ornamenten of versieringen met uitzondering van een  bewerkte preekstoel en met beelden versierde kabinetorgeltje.